Stichting Hoochhoutwout biedt u het heden en het verleden van de (vroegere) gemeente Hoogwoud (Hoogwoud, Aartswoud, De Langereis, De Gouwe, De Weere). De Stichting Hoochhoutwout heeft als doelstelling om de (vroegere) gemeente Hoogwoud in al haar facetten te belichten.

Interview met mevr. Annie Ursem-de Boer

Weergave van het interview met mevr. Annie Ursem-de Boer op donderdagmiddag 20 januari 1995 te Hoogwoud.

Burg. Hoogenboom met zijn dochter Bea.

 

 

Het was ongeveer in 1942 toen mevrouw Ursem, Annie de Boer, dochter van aannemer De Boer op 17-jarige leeftijd als huishoudelijke hulp kwam werken  bij burgemeester Hoogenboom en de zijnen Het was kort voordat ze haar fiets diende in te leveren, want ze heeft de afstand tussen haar ouderlijk huis en haar werkadres aanvankelijk per fiets afgelegd; daarna moest die afstand te voet worden afgelegd, te weten per werkdag drie kilometers  heen  en  drie  kilometers  terug. Burgemeester  Hoogenboom  legde  per werkdag twee maal drie km heen en drie km terug af; het was hem echter steeds toegestaan een fiets met luchtbanden te gebruiken. 

Annie deed bij de familie Hoogenboom al het huishoudelijke werk uitgezonderd het koken, wat mevrouw Hoogenboom zelf voor haar rekening nam. Zij kon goed koken en was door haar Duitse afkomst uiteraard goed thuis in de Duitse keuken. Er was nooit gebrek aan voedsel; de boeren stopten zo nu en dan bijvoorbeeld een flunk brok vlees toe. De burgemeester kwam ander de middag thuis om te eten. Na de afwas van het middageten, dus ongeveer om half drie ging Annie dan weer huiswaarts, zodat ze om een uur of drie weer thuis was. Ze verdiende bij Hoogenboom 3 gulden per week en I gulden extra van de ondergedoken burgemeester en later het Joodse echtpaar. De extra gulden ging op een spaarbankboekje opdat thuis niet zou uitkomen dat er bij Hoogenboom onderduikers waren. 

Toen ze bij Hoogenboom werkte, heeft er gedurende  een  heel  jaar  iemand  bij Hoogenboom ondergedoken gezeten die, zoals ze na de oorlog van meerdere kanten heeft vernomen, de burgemeester van Hoorn  moet zijn geweest. Hij was een forse man van normaal postuur (plm 1.75-1.80 m.) en had een grote bos grijs haar op zijn in het midden ietwat kalende hoofd. Hij kwam nooit uit zijn kamer vandaan, en liep altijd in zijn ochtendjas, waaronder hij een grijze pyjama droeg. Zijn zeer grote (slaap)kamer was op de eerste verdieping, boven de keuken en die van Hoogenboom en zijn vrouw, namelijk op het westen en de zuidwestelijke hoek van de voormalige pastorie. De rest van de westelijke achterkant van de eerste verdieping werd in beslag genomen door de badkamer met ligbad, namelijk op de noordwestelijke hock. De burgemeester van Hoorn was heel bang, een "schijtlijster", banger dan het Joodse echtpaar dat later bij Hoogenboom ondergedoken was en Loch meer reden had om zo bang te zijn. Annie heeft hem maar den keer naar buiten zien gaan om een ommetje in de achtertuin te maken. Dat ommetje beperkte zich tot eventjes heel dicht langs de westmuur van de burgemeesterswoning lopen, want hij was heel bang dat ook maar iemand hem zou zien. Hij is dan ook spoedig weer vertrokken naar een ander anderduikadres.

Een week  na zijn vertrek heeft Dirk Hoogenboom via bemiddeling van de gardiaan van het franciscanenklooster te Nieuwe Niedorp een Joods echtpaar als onderduikers opgenomen. De gardiaan was voor die tijd al goed bevriend met de burgemeester, want hij kwam altijd op de verjaardagen van Hoogenboom en zijn vrouw, echter niet op die van hun dochter Bea. Het Joodse echtpaar was minder bang dan de vertrokken burgemeester; terwijl zij toch eigenlijk meer reden hadden om zo bang te zijn. Zij kwamen vaker in de achtertuin en liepen dan tot aan de boompjes - er waren verspreid over de achtertuin verschillende boompjes - en het schuurtje. De twee kinderen van het echtpaar, namelijk één zoon en één dochter, waren in Amsterdam ondergedoken. De Joodse mevrouw was ietsje kleiner dan haar echtgenoot, die een normaal postuur had.

De woonkamer was op de zuidoosthoek, aan de voorzijde van de woning, links van de voordeur en hal. Rechts daarvan, op de noordoosthoek, was de eetkamer. Boven de woonkamer was een logeerkamer. Boven de hal was Beatrix' slaapkamer. Boven de eetkamer, dus op de eerste verdieping op het noordoosten, was de slaapkamer van het Joodse echtpaar. Daar was een tot kast omgebouwde bedstee. Als deze kast werd geopend, waren aan de rechterkant enkele planken uit de wand weg te nemen, zodat de onderduikers door de aldus ontstane opening in een kleine ruimte konden komen, waarin zij zich konden verbergen, na de weggenomen planken te hebben teruggeplaatst.

Een zus van de ondergedoken Joodse mevrouw kwam één keer per maand op bezoek om de was te brengen en dergelijke. Deze zus is op een gegeven moment opgepakt en kwam in de gevangenis terecht. Daar is ze bij een andere Jodin die voor de Duitsers werkte, in één cel gezet. Die vrouw heeft ze in vertrouwen genomen en verteld dat haar zus in Aartswoud zat ondergedoken. De uithoorster heeft dit verraden, opdat een inval kon worden ondernomen.

Drie mannen dienden zich rond koffietijd, 10 uur 's morgens, aan om burgemeester Hoogenboom en het Joodse echtpaar te arresteren, namelijk twee "vreemden" met lange jassen aan - er waren geen Duitsers bij - en de NSB-er Ger(rit) Jonker, van beroep timmerman-aannemer, die helemaal op het zuideinde van Aartswoud woonde. Deze Jonker is direct na de oorlog naar Canada geëmigreerd en vorig jaar, 1994, overleden. Twee van de drie mannen hadden de burgemeesterswoning omsingeld: Gert Jonker bewaakte het huis op de noordoosthoek, dus onder de ramen van de slaapkamer van het Joodse echtpaar, en een "vreemde man" stond op wacht bij de keukendeur op de zuidwesthoek, zodat Annie het huis niet door de keukendeur kon verlaten, om de familie Vos te waarschuwen.

De familie Vos woonde aan het naar hen genoemde Vossepad, een zwart paadje tegenover de burgemeesterswoning aan de overkant van de weg, ten noorden van café De Stompetoren. Vos, de gemeente ontvanger was namelijk bij de ondergrondse en zijn dochter was ook één van Beatrix' vriendinnen, tegenwoordig in Alkmaar wonende. Annie deed vervolgens een poging om het huis te verlaten door het raam van de slaapkamer van het echtpaar Hoogenboom, die op de begane grond tussen de keuken en de woonkamer was gelegen. Daar kwam ze echter de "vreemde man" weer tegen. Deze moet een Nederlandse politieagent uit Hoorn geweest zijn; Annie zag namelijk dat op zijn broekspijpen, die onder zijn lange jas uit te zien waren, een blauwe streep was aangebracht, net als bij het politie-uniform.

De arrestanten moesten snel hun koffers pakken. De Joodse mijnheer miste zijn polshorloge, toen hij op het punt stond te vertrekken. Annie heeft nog even gezocht en zag het liggen in de kleine achterkamer op het noordwesten, waar hij veel zat te knutselen. Annie heeft het horloge in de kachel verborgen, omdat ze dacht dat ze het voor hem zo beter kon behouden, voor het geval hij weer terug zou komen, dan hij zelf zou kunnen: het zou immers toch van hem worden afgepakt, zoals de Duitsers al zoveel hadden ingepikt. Omdat Annie echter voornamelijk achter in het huis moest blijven, heeft zij de precieze loop van de arrestatie, de gesprekken voor het huis en het gevankelijk wegvoeren, niet in zich op kunnen nemen.

Na de arrestatie mocht Annie blijven meeëten en blijven slapen, er was immers een grote leegte bij de famlie Hoogenboom ontstaan. Een week of drie na de arrestatie werden als straf vrijwel alle spullen van de familie Hoogenboom in beslag genomen; het echtpaar was gelukkig niet in gemeenschap van goederen getrouwd. Als het echtpaar in gemeenschap van goederen was getrouwd, dan was echt álles weggehaald. Zilverwerk en dergelijke, ook de meubelen werden weggenomen; een kale boel was het toen. Burgemeester Hoogenboom had een herdershond. Als Hoogenboom onder de middag huiskwam voor het warme eten, gaf hij de hond altijd zelf te eten, liet hij de hond uit en gaf, door met de hond te spelen, de nodige aandacht. De hond is echter vijf weken later, na de arrestatie, van verdriet overleden; ondanks dat Annie de Boer hem meehad naar haar ouderlijk huis, om hem wat op te vrolijken. Annie de Boer heeft nog een week of vijf, zes de was van burgemeester Hoogenboom moeten doen; deze vuile was werd opgestuurd vanuit de gevangenis in Scheveningen, en weer schoon daar naar toegestuurd. 

De Joodse mevrouw is een half jaar na de bevrijding - nog voor de verhuizing van mevrouw en  Bea  Hoogenboom  naar Hilversum -nog een keer naar Aartswoud teruggekomen. Zij was bruin van de spikkels van de luizebeten. Ze vertelde dat haar echtgenoot na terugkomst uit het concentratiekamp  zeer ondervoed  was geweest en nog drie weken had geleefd. 

Na de oorlog is tijdens een rechtszaak in Groningen degene die Hoogenboom had gearresteerd, veroordeeld;  hij heeft er zeven jaar voor gekregen. Annie heeft mevrouw en Beatrix Hoogenboom nog helpen verhuizen naar Hilversum; daar heeft zij na de verhuizing nog zes weken bij hen gelogeerd. Daama is het contact met de familie Hoogenboom zoetjesaan verwaterd; van notaris De Boer en dokter Pool junior die zo nu en dan nog contact met ze hadden, hoorde Annie nog wel eens hoe het met ze ging.

 

 Website designed and build by

deanluma logo shade xsmall